Historie

De naam

Toen de nieuwe buurtschap zich gevormd had was er natuurlijk de vraag hoe die moest gaan heten. De naam “Manderslaan” lag voor de hand maar werd niet gekozen. In plaats daarvan werd onze buurtgenoot, en historicus, Albert Delahaye gevraagd de historisch juiste naam voor onze buurtschap te zoeken. Hij kwam met drie mogelijkheden:

De Wildert: Het grondgebied van onze buurt overlapt een groot deel van het gebied dat altijd al als de Wildert bekend stond.

De Strijpen: In het oude kadaster stond een gebied binnen onze buurt zo bekend. Dat stuk grond lag aan de “Weerijs” ter hoogte waar nu onze bouwplaats zich bevindt.

De Tiggelaar: Vroeger was dat de naam van het stuk grondgebied dat direct tegen de Molenstraat gelegen was. Uiteindelijk is het dus “Tiggelaar” geworden.

Delahaye voegt daar nog aan toe: “het klinkt iets anders dan de namen van de andere buurtschappen, ligt gemakkelijk in de mond en is toch voldoende representatief.”

Er kwamen al snel diverse manieren van schrijven. Naast en door elkaar werden gebruikt: “Tiggelaer”, “Tichelaer”, en het enige juiste: “Tiggelaar”.

Tijdens historisch speurwerk ten behoeve van het vijftigjarig bestaan in 2010 is echter naar voren gekomen dat de oorspronkelijk schrijfwijze “Tiggelaer” geweest is. Sinds wanneer men over is gegaan op “Tiggelaar” is niet bekend.

Grondgebied

Buurtschap Tiggelaar bevindt zich ten zuid-oosten van de kom Zundert.
Kern is de Burgemeester Manderslaan tot en met Magriet v/d Laer.
Verder wat gedeeltes van straten daaromheen: de oneven kant van De Tuintjes, een stukje Wildertsedijk (hoek Manderslaan tot de Beek), een heel klein gedeelte Laarpark en Oude Gasthuisstraat. En niet te vergeten de gehele Turnstraat!

Zeker in het begin telt Tiggelaar niet zo veel huizen maar bestaat het vooral uit openbare gebouwen (scholen) en veel groen en kwekerijgrond. Inmiddels staan er ongeveer 140 huizen binnen de Tiggelaargrenzen. Ook de huidige bouwplaats bevindt zich nog net op het uiterste hoekje van het Tiggelaar-grondgebied.

Wat aan de oprichting vooraf ging

In de jaren vijftig was de Manderslaan nog een stevig onderdeel van Buurtschap Molenstraat. Toen Molenstraat met meer wagens mee ging doen, gingen ze er één bouwen aan de Burgermeester Manderslaan. Zo hoopte men de mensen in de Manderslaan te bewegen tot meewerken. Dat lukte redelijk.

Deze Manderslaanwagens (1958: ‘Smidje mijn smidje waar werk je zo voor; Werk je zo eindeloos eindeloos door’ -zowat de langste titel uit de corsogeschiedenis en 1959: ‘Het land van Inuk’ -de iglo) werden dus als Molenstraat aan het publiek gepresenteerd, maar op Tiggelaars grondgebied gebouwd.

Er waren in het bestuur van Molenstraat een paar bestuursleden, Bart Damen en Cees Talboom, die de Manderslaan vertegenwoordigden. Ze haalden er de centen voor de buurtcollecte op.
Nu leverde die collecte nogal wat ergernis op. De Molenstraters haalden bij hun (rijke) middenstanders veel geld op. Die probeerden op die manier min of meer hun afwezigheid tijdens de bouw te vergoeden. Bij de mensen uit de Manderslaan werd veel minder geld opgehaald, maar die waren wel weer meer betrokken bij het bouwen. In plaats van dit van elkaar te accepteren schepten diverse bestuursleden van de Molenstraat er een groot genoegen in de collectanten van de Manderslaan er keer op keer aan te herinneren dat hun hoek toch maar magertjes gaf. Dat kon niet goed blijven gaan. Op een gegeven moment begon een Molenstraats bestuurslid met een briefje van 100 gulden te zwaaien, nadat de mensen van de Manderslaan net een briefje van ƒ2,50 uit een enveloppe gehaald hadden. Er vielen harde woorden, en de Manderslaanders begonnen serieus te denken om de Molenstraat te laten voor wat het was.

Ze werkten het lopende jaar – het corso van 1959 – nog keurig onder de naam Molenstraat af, maar daarna belegden ze een aparte vergadering voor de bewoners van de Manderslaan en directe omgeving. Daar werd besloten een voorlopig bestuur te vormen en de nieuwe buurt los te maken van Molenstraat. Op de eerstvolgende bestuursvergadering van Molenstraat werd de scheiding dan ook een feit.

 

 

Het officiële begin

Het eerste verslag van een Oranje Comité-vergadering waarin onze buurt genoemd wordt dateert van 3 maart 1960. In het verslag van deze (jaar)vergadering staat dat bewoners van de Burgemeester Manderslaan en Wildertsedijk van plan zijn een nieuw buurtschap op te richten. Met wat moeite, kregen we een soort van startsubsidie uit de pot van het Oranje Comité. Er waren vertegenwoordigers van de bestaande buurtschappen die de voorgestelde 500 gulden wel wat veel vonden, daarbij wijzend op de slechte kaspositie van de andere buurten. Uiteindelijk werd een soort compromis voorgesteld.
De 500 gulden zou worden geschonken als de nieuwe buurtschap al in het eerste jaar van deelname bij de eertse tien zou rijden. Anders zou het een renteloze lening worden. Ook werd nog toegevoegd dat bij een tegenvallende prijs alles nog eens opnieuw bekeken zou worden.

Over het begin van de buurt zijn verder weinig officiële stukken te vinden. Vanaf de vergadering van het Oranje Comité van 20 december 1960 staat Tiggelaar voor het eerst op de lijst van aanwezige buurten, en wel vertegenwoordigd door Loek Luijckx en Bart Damen.
De verse buurt ‘klaagt’ meteen al in de vergadering dat de middenstand weinig bijdraagt in de kosten. Er zijn meer buurten die vinden dat de middenstand de portemonnee wel wat verder open mag trekken, maar daar blijft het bij.

 

We reden in 1960 overigens niet bij de eerste tien… ‘De wereld is een kaartenhuis’ haalde maar 345 punten, en daarmee de zestiende prijs. In de stukken wordt niet meer gesproken over het terugbetalen van de 500 gulden…


Anekdotes uit de beginjaren

In 1961 staan op de achterzijde van een in het archief bewaard stuk in keurig handschrift de vragen: “Hoeveel m2 moet een wagen zijn?” en “Hoeveel gras mag er op zitten?”. Waarschijnlijk een reactie op ‘De vier jaargetijden’, een wagen van Molenstraat die de tongen in het Zundertse goed in beweging gezet had. Er was namelijk veel alternatief materiaal op gebruikt (onder meer gras).

De antwoorden in de vergadering zijn opgenomen in het volgend verslag, waarin het getal 60 m2 wordt genoemd. Theo Valk sr., dan vertegenwoordiger in het Oranje Comité stelt invoering van reclame ter discussie. Hoewel besloten wordt informatie in te winnen, is daar in die tijd nooit wat mee gedaan.

In 1962 haalt de buurt ƒ45,36 op voor het nationaal geschenk aan de 25jaar gehuwde koningin.
Ach, alle beetjes helpen.

Centen hebben we trouwens nooit veel gehad. Tiggelaar is nu eenmaal geen buurt met veel middenstand. Maar het staaltje zuinigheid dat een van onze collectanten in de beginperiode van onze buurt meemaakte, sloeg alles. In die tijd bouwde de buurt nog in de Manderslaan zelf. Bij de collecte kwam men bij iemand met zicht op de bouwplaats. In plaats van de enveloppe aan te pakken liep ze naar achter en kwam met een emmertje terug. Dat zat vol met allerlei spijkers met hier en daar zelfs wat roest erop. “Kijk”, zei ze, “Dat gooien jullie allemaal weg. Die heb ik vorig jaar nog uit de vuilhoop gehaald. Da’s mijn bijdrage aan de buurt dit jaar, en as ge wat zuiniger met materialen omgaat dan kunde geld krijgen”.

Daar sta je dan als bestuurslid. Het jaar daarop bouwde de buurt echter uit het zicht van deze dame, en toen dezelfde collectant weer langs kwam loog-ie vlakaf dat de buurt dit jaar alle spijkertjes keurig uit het vuil gehaald had, en ja hoor, een heel zakske centen was zijn beloning…
Een probleem dat al snel om de hoek bij de jonge buurt kwam kijken was het betalen van de timmerman(nen). De bouw van de wagens werd toen altijd geleid door een of meerdere professionele timmermannen.

De timmermannen schreven echter keurig hun uren op, en na het corso declareerden zij dan een aardig sommetje aan arbeidsloon. Dat is nu ondenkbaar, maar toen meende men dat het niet anders kon. Toen de buurt echter bijna over de kop ging heeft men heel wijselijk dit systeem verlaten. Er werd een hele nieuwe opzet geprobeerd, waarbij men de jeugd meer ging inschakelen, en met succes. De buurt floreerde, al was dat in de eerste periode aan de behaalde resultaten niet te merken. De sfeer was er echter niet minder om.

 

 

Over vijftig jaar wagens bouwen

In de eerste jaren van ons bestaan reden we meestal bij de laatste vijf. Na verloop van tijd krijgen we de slag te pakken, en draaien we regelmatig in de top van het corso mee.

 

Van 1960 t/m 1962 bouwen we één wagen. Vanaf 1963 gaan we op twee wagens over. ‘Het Zwanenmeer’ en ”n Fantasie’ was het eerste duo dat we in de stoet brachten. Bepaald geen eerste prijswinnaars, maar beslist een prestatie om zo snel na de oprichting al met twee wagens te komen. Overigens was men over de algemene kwaliteit van dit corso niet zo tevreden. De stoet was minder mooi dan voorheen, en vooral de vele titels met het woord ‘fantasie’ erin getuigden niet echt van veel fantasie. De daarop volgende jaren geven gelukkig weer een heel wat betere stoet te zien. Jammer genoeg zijn de toeschouwersaantallen dan al flink gekelderd. Of dat inderdaad aan die ene mindere stoet heeft gelegen… Wij gaan echter vanaf dan jaar na jaar vooruit.

In 1966 bouwde Tiggelaar weer maar één wagen, maar wel een grotere: ‘Keizer en Keizerin der Fransen, Napoleon en Josephine’. Een ontwerp van Harry v/d Broek.

1967 is voor ons een belangrijke doorbraak. Voor de eerste keer krijgt Tiggelaar een ereplaats, een ‘eerste prijs’. Toentertijd waren er nog drie klassen. Eerste, tweede, en derde prijzen. Omgerekend naar ons huidige systeem zouden we de 5e prijs behaald hebben met ‘Het land van Maas en Waal’, twee grote handen die een heel bont gezelschap omsloten, naar het liedje van Boudewijn de Groot.

Sinds ’69 bouwden we weer twee wagens. Op ‘Ik hou van Holland’ (1970) hadden we wat geëxperimenteerd met rododendronbladeren, en behaalden we de 19e en laatste prijs. ‘Underground’ werd datzelfde jaar 10e. Daar zat ‘kaal’ tempex op. We hebben wat uitgeprobeerd in die dagen. Zo stond er op ‘Kermis in de hel’ (1968) een met verf bespoten regenboog, en de kleine duivelskopjes waren ook van geschilderd tempex. Bij ‘De reus en de dwergen’ (1972) gingen we op de lastoer, iets dat we sindsdien nooit meer afgeleerd hebben.

In het Oranjejaar 1973 (regeringsjubileum van Juliana) reed er ook namens onze buurt een wagen mee in dat thema: ‘Ik heb mijn wagen volgeladen’. Een trein met alle kinderen uit de buurt erin, getooid met oranje kroontjes, zogenaamd op weg naar koninginnedag. Twee rookbommetjes zorgden ervoor dat veel mensen de wagen niet gezien hebben, maar we kregen wel de 8e prijs.

1974 was beslist een topjaar. ‘Visueel’, de eerste wagen van Tjeu van Mierlo, was zo nieuw en goed van afwerking dat hij 2e werd. ‘Suske en Wiske’ leverde ons een 6e prijs op. Twee wagens van dezelfde buurt bij de eerste zes is nadien nooit meer voorgekomen. Ook het jaar daarop scoorden we niet slecht. ‘Symboliek’ werd 3e en ‘Marionettenspel, spiegel van het leven’ werd 9e.

In 1976 hadden we een primeur. Een wagen bestaande uit vier wagentjes, en een half programmaboekje vol met tekst. Voeg daarbij de halve buurtschap als figurant, en dan heb je ‘Circus’. Een geheel nieuwe aanpak voor het corso.

‘Orgelland’ en ‘Bambi’ (1977) was weer een heel ander verhaal. Belangrijkste eigenschap van die wagen was dat eigenlijk niemand echt een idee had van wat we eigenlijk aan het maken waren. Van een echt ontwerp was eigenlijk geen sprake. Een ontwerpcommissie liet een boek over het werk van Disney twee keer openvallen, en ziedaar, Tiggelaars bijdrage aan het corso van dat jaar.

De prijzen waren ook niet zo best meer, het werd weer eens tijd voor een goede wagen. Dat werd ‘Vogelijn’ (1978, 4e prijs). Dat jaar was tevens ons laatste jaar met twee wagens.

Er volgen dan nog enkele succesjaren. ‘Boerenbrueghel’ (1980, 3e prijs) ‘Op Stelten’ (1981, 7e) en ‘Blad voor de mond’ (1982, 4e) waren stuk voor stuk toppers.

In 1984 bouwden we ‘Nestelingen’. Die prijs (10e) viel zo tegen dat we het daaropvolgende jaar een beetje een protestwagen gemaakt hebben. Nou ja, ‘Tom en Jerry’ was gewoon iets heel anders dan we gewend waren. Het publiek waardeerde hem enorm, de jury iets minder (14e). In 1985 maakten we ‘Een blik waardig’, en belandden we weer in de top (6e).

Niet voor lang overigens, want het zal dan nog even duren voor de echte Tiggelaar-topjaren aanbreken. Het gaat eerst nog flink bergafwaarts. De buurt vergrijst en de basis wordt steeds smaller. In ’88 wordt er tijdens de jaarvergadering zelfs over stoppen gepraat.

Onder aanvoering van Johan van Trijp, die het vlammetje weer aan weet te wakkeren, komt Tiggelaar er gelukkig weer bovenop en in de jaren ’90 breken de absolute topjaren aan. Met als onbetwist hoogtepunt natuurlijk die allereerste eerste prijs. In 1994 is het zover. Met ‘Offerande’ behalen we in ons 35e jaar van deelname eindelijk die felbegeerde eerste plaats.

 

Offerande’ was overigens de laatste wagen die op de bouwplaats bij de Turnstraat gebouwd is.

Vanaf 1995 bouwen we op een gloednieuw bouwterrein achter het Laarpark. Daar bouwen we in 1996 ‘Lijf aan lijf’, onze 50e corsowagen en weer een eerste plaats. Het begint gewoon te worden, want ook in 1999 behalen we met ‘Zwerm’ het hoogst haalbare. Tussendoor ‘boeren’ we eveneens niet slecht. We zijn sinds 1993 nauwelijks meer uit de top-drie weggeweest.

Na vijf tweede prijzen worden we in 2006 weer eerste. Met ‘Leger’ verslaan we het hele corsoveld. Daarna raken we qua prijzen wat op de achtergrond. In 2009 worden we na zeventien top-zeven wagens in ons 50e jaar van deelname 16e. Dezelfde klassering als in ons allereerste jaar van deelname!

In 2010 hebben we ons 50-jarig jubileum gevierd. Naast de zeer geslaagde jubileumactiviteiten behaalde we met de wagen ‘Zeeslag’ een 7e prijs.

 

In 2011, het 75- jarig jubileumjaar van het corso, behalen we met de wagen ‘De Ploeg’  een 12e plaats. Onze creatie behaald ook de 1e publieksprijs en de 2e Omroep Brabant kijkersprijs.

2012 is het jaar dat we na een aantal jaren van afwezigheid ons weer melden in de top 3 van het corso. Met de wagen ‘PROTEST’ behalen we de 2e plaats. Deze bijzondere wagen krijgt ook de 3e publieksprijs en de, dit jaar ingevoerde, ‘Pluim van de Jury’.

2013 begint anders dan anders. Voor het eerst sinds 1996 wordt het ontwerp weer gekozen uit een open inschrijving. Het resultaat: ‘OPBLAASBAAR’ van ontwerpers Mark en Hans Hereijgers.
In een bouwjaar dat bol staat van verjonging en de daarbij behorende veranderingen behalen we een mooie 6e plaats.

2014 is het jaar van de nieuwe generatie. Het bestuur besluit om voor een periode van 3 jaar samen te werken met Johan, Marc en Eefje. Bij de bouw van de wagen ‘ATLAS 2.0’ neemt onze jeugd het voortouw. In een heerlijk bouwjaar behalen we de 10e prijs en de 1e publieksprijs. Voor velen was ATLAS 2.0 de absolute winnaar van corso 2014. Helaas dacht de jury daar anders over.

 

In 2015 bouwen we ‘De nieuwe Lichting’. Een wagen in het thema van ‘Van Gogh’. Een leerzame wagen vol anatomie waaruit veel nieuwe vormgevers en lassers worden geboren. Wederom een nuttig en heel gezellig opbouwjaar. Ook dit jaar is de jury hard in zijn oordeel en wijst ons naar de 16e prijs. Het publiek geeft ons de 2e publieksprijs.

2016 is, exact 10 jaar na ‘LEGER’, weer voor Tiggelaar! ‘Gevaarlijk Transport’ is de onbetwiste nummer één van het 75ste Corso. Een prachtige bouwprestatie (en presentatie op corso zondag) leggen de basis voor een onze 5e eerste prijs. Het publiek gunde ons de 2e publieksprijs.

In 2017 bouwen we ‘ONDERHUIDS’. Een ontwerp van buurtgenoten Erwin Braspenning en Erwin van Gils. Een echte Tiggelaar wagen vol experiment in zowel vorm, kleur en lichteffect. Een enorme bouwprestatie van de steeds groter wordende bouwgroep. Van de jury krijgen we de 12e plaats toebedeeld. Tiggelaar groeit!

En of Tiggelaar groeit. Een jaar later pakken we groots uit met een optocht in een optocht. 2018 is het jaar van ‘Out of Space’. Een ontwerp van Johan van Trijp, Marc van Beek en Freek de Bruijn. Met veel figuratie, beweging en een heuze fanfare vieren we met alle bezoekers in Zundert een homecoming parade van John, Bill en Mike. Tijdens een zonovergoten corso heeft onze eigen ‘Out of Space’ optocht met 536 punten de 3e prijs behaald!

Met de bouw van een nieuwe bouwloods in het achterhoofd is het bedoeling om niet heel gek uit te pakken in 2019. Dat lukt met de keuze voor het ontwerp ‘VIKINGS’ van Erwin Braspenning niet echt. De 38 meter lange vloot vikingboten is een flinke opgave. Maar onze fanatieke, jeugdige bouwgroep wil de uitdaging aangaan. En het lukt ze! VIKINGS mag voor de eerste keer stoppen op de nieuwe corsoboulevard. Een heerlijke verrassing met een prachtige jubel als gevolg. We behalen 634 punten en de 3e publieksprijs.

Van bloemenveld tot bloemenveld

Wij schijnen de laatste buurt geweest te zijn die begon met de eigen teelt van dahlia’s. Tot die tijd werden alle benodigde dahlia’s gewoon gekocht. Pas op een bestuursvergadering in 1972 kwam de toenmalige voorzitter Wim Leeuw met het voorstel om zelf met de teelt een aanvang te maken. We zijn in 1973 begonnen aan de Palmbosstraat. Daar hadden we een veldje van nog geen halve hectare. Daarnaast hebben we ergens achter de Meirseweg, in de buurt van de huidige Hofdreef jarenlang een tweede veldje gehad. Al waren beide velden samen veel kleiner dan het veld dat we nu onder handen nemen. Ook toen was er al een flinke portie werk aan verbonden.

Toen er in 1981 gesproken werd over een centraal veld had onze buurt daar wel oren naar. Jammer genoeg was het toenmalige centrale veld niet groot genoeg om alle buurten die zich aangemeld hadden te herbergen. Daarom werd ons een ander aanbod gedaan. We konden een veld bebouwen dat aan de beek lag. In het zicht van onze corsotent. Ideaal leek het. Nog nooit hebben we zo’n groot veld zo weinig bloemen op zien leveren. ‘Het moeras’ kostte ons veel geld, maar vooral veel tijd, dat we zelfs niet in knollen terugbetaald zagen, want ook die waren ‘verzopen’.

Gelukkig waren de jaren daarna op Stuivezand veel en veel beter. ‘Bij de lama’s’ was het goed toeven. Maar al na twee jaar kwam er helaas een eind aan deze weelde, en dus deden we voor de tweede keer een beroep op het centrale veld. Dat hebben we het een jaar (1984) volgehouden, maar het beviel allerminst. Op zoek naar een beter veld kwamen we aan de Groenestraat tussen Wernhout en Achtmaal terecht. Daar hebben we drie jaar lang gezeten. Het laatste jaar daar viel de bloemenopbrengst wat tegen, maar door de natte zomer was dat niet alleen bij ons zo.

In 1988 zijn we verhuisd naar de Luitertstraat op de Raamberg. Daar hebben we maar liefst acht seizoenen vertoefd. Omdat de grond daar ‘uitgeput’ raakte en we qua veldgrootte nogal achter begonnen te lopen bij de andere buurtschappen zijn we in 1996 dan toch eindelijk op het centraal veld aan de Breedschotsestraat terecht gekomen. Een mooi groot veld met zelfs een eigen optrekje: ‘Chalet Tiggelaar’. Al met al een fantastisch buitenverblijf…


In 2014 verlaten we het centrale bloemenveld. De grond is op en toe aan andere gewassen dan dahlia’s en word verhuurd. We huren leegstaande bouwgrond in de buurt van onze bouwplaats. Een ideale locatie die helaas maar voor een korte tijd kan worden gebruikt. In dit jaar plukken we ruim 900 kisten bloemen van dit nieuwe veld.

“Ge ziegget wel. Ammel samen.”

Benny

“Agge meej die cup op de mart staat dan voelde d'r niks meer van.”

Martijn

“Doe maar gelijk rechtsaf naar de Hofdreef.”

onbekend

“Thuis is het ook warm!”

Bram

Kijk ook naar…

Nieuws

Sponsoren

Contact

Ontvang onze nieuwsbrief